De Franse Spoorwegen staken, en dus hebben we weinig aan onze lang geleden aangeschafte treinkaartjes naar Bayonne. Plan B: we gaan met een busje en met Ton als chauffeur verplaatsen we ons in twee dagen naar Zuid-Frankrijk. Vanmiddag om drie uur arriveerden we – na twee dagen in de auto met een tussenstop in een F1-hotel – in Saint Jean Pied de Port, vanaf waar we in zes weken naar Santiago en hopelijk ook Finisterre zullen lopen.
‘We’ dat zijn Lilian, Chandra, Sjan, Debby, Jan en ik. We bezochten inmiddels het pelgrimskantoor, zaten op het terras en nu zijn de dames vertrokken naar de pelgrimsmis, Jan schrijft, Ton rust en ik zit buiten bij de gite voor een 1e blog.
Wij doen de koningsetappe van de Camino Frances – de route Napoleon – in twee dagen. Gisteren liepen we van Saint Jean naar Orisson: een luttele 8 km, maar wel zo ongeveer de heftigste van de hele camino. Het was geweldig wandelweer: zon en niet te warm, heel aangenaam. We houden een kleine pauze in Honto en rond 12 uur zijn we al in Orisson.
Daar hebben we dan uitgebreid de tijd om te rusten, een wasje te doen, op het terras te zitten, een beetje te lezen, een evaluatierondje te houden en nog een klein wandelingetje in de omgeving te maken voordat het tijd is om te eten. Een goed maal, met veel pelgrims van allerlei nationaliteiten. Debby sluit het rondje ‘wie ben je en waarom doe je de camino?’ op spectaculaire wijze af met ‘ ik ben eigenlijk vergeten waarom ik dit ook alweer wilde doen’. Daarna slapen op een prettig zespersoons kamertje.
De volgende ochtend ziet de wereld er heel anders uit: bewolkt, mistig en een kleine miezerregen. Vandaag gaan we echt de berg over. Vanwege de mist hebben we geen spectaculaire uitzichten, maar eigenlijk is lopen in dit weer ook heel mooi. Het valt niet iedereen even makkelijk, die kilometers naar Roncesvalles. Maar eenmaal daar is het leed snel vergeten en dompelen we ons onder in het pelgrimscircus aldaar: wachten op een bed, een drankje in de bar en temidden van vele andere pelgims eten in La Posada. We hebben het gehaald!
Het is koud & guur als we het klooster van Roncesvalles zonder ontbijt verlaten. Regenjassen aan, packcovers over de rugzak en naar Burguete waar we ontbijten en de rugzak bevoorraden in de supermarkt. Langzaamaan wordt het weer beter en pellen we steeds meer lagen af. We hebben een goede pauzestop halverwege en niet al te ver voor Zubiri vinden we nog een mobiele verrassingsbar waar je tevens ondergoed achter kunt laten als je op zoek naar een nieuwe liefde. Lilian doet een poging met een geimproviseerde bh.
Een fijne dag met bospaadjes en vergezichten. Die voorspelde regen laat nog op zich wachten, en ’s avonds is het goed toeven in albergue Suseia, waar we echt goed te eten krijgen en lekker in de tuin kunnen zitten. We laten een was doen en liggen ruim voor pelgrimsbedtijd in een zespersoons kamertje. We gaan goed!
Sjan wekt ons met het Wilhelmus op haar telefoon, ter ere van koningsdag. Na het doehetzelf ontbijt in de herberg blijkt het even te regenen, maar ook vandaag zijn de weergoden ons gunstig gezind en blijft het verder droog. Het wordt zelfs warm. We pauzeren in Larrasoana en bezoeken het onofficiele caminomuseum van Santiago en Camino, een broer en zus die echt zo heten, en die in een huis waanzinnig veel spullen van voorbijtrekkende pelgrims hebben verzameld. Ze zijn er zelf niet, maar we ontmoeten een broer die de sleutel heeft als we op zoek zijn naar koffie. Lilian laat er een hartje van de kleinkinderen achter.
Dan gaat het mis: ik val op mijn knie. De schade blijft beperkt tot een schaafwond. Een tijdje later komt Lilian erachter dat ze een gehoorapparaat mist. In het volgende dorp nemen we een taxi terug naar Larrasoana om te gaan zoeken. Helaas – ondanks behulpzame mensen en een aardige taxichauffeur die ijverig mee gaat zoeken – vinden we het niet. Verder lopen dan maar. Die laatste kilometers naar Pamplona zijn dan best zwaar. Even rusten, douchen, caminoboodschappen en dan eten. Het begint te wennen…
We zijn van plan vroeg te vertrekken en zijn allemaal al voor de wekker wakker. 24 km naar Puente la Reina, met die Alto de Perdon om te beklimmen en af te dalen. Een eerste koffiestop in Cizur Menor en daarna nog eentje in het laatste dorp voor de Alto. Daar staat het beeld dat iedereen kent van foto’s. We maken foto’s.
Het is druk op de camino: er zijn echt veel pelgrims onderweg en soms doen we dus een beetje filewandelen. Op andere stukken is het dan opeens weer opmerkelijk rustig. Ik geniet van het feit dat de groep zo geniet: verwonderde opmerkingen over bloemen en uitzichten laten mij als ook weer zien hoe mooi het hier is.
Na een broodje in Uterga moeeten we nog 8 km. Dat lukt dan ook heus nog wel.
Het bleef droog, het werd zelfs zonnig, alle voeten zijn nog perfect in orde, op een klein blaartje na, de stemming is goed en Sjan meldt waanzinnig trots op haarzelf en op ons te zijn. Morgen gaan we het rustiger aan doen: 18 km naar Villatuerta. De was zit nu in de machine, we eten straks een pelgrimsmenu in Puente la Reina. Om het op z’n gronings te zeggen: het kon minder!
’s Avonds in Puente la Reina ontmoeten we in het restaurant de koreaan die we op dag 1 op weg naar Orisson tegenkwamen. Hij had geen bed in Orisson gereserveerd en moest toen ’s middags nog over de berg naar Roncesvalles. Hij vertelt ons die dag door een auto te zijn opgepikt en vervolgens naar Roncesvalles te zijn gebracht. Jan vraagt of hij bij ons komt zitten en hij blijkt een in Californië wonende Filipijn te zijn. Tito is zijn naam, net als het restaurant waar we op dat moment zitten. We kijken uit naar zijn boek ’the camino for wimps’ dat ie over z’n tocht wil schrijven.
18 km hoeven we maar de volgende dag, naar Villatuerta. In de boekjes lijkt dit een vlakke dag, maar we klimmen toch best een stuk naar Mañeru. Als we omkijken zien we heel in de verte de windmolens waar we gisteren nog naast stonden. In Cirauqui hebben we de eerste 100 km van deze camino erop zitten: croissantjes en koffie van de bakker aldaar.
We lopen naar Lorca, waar we lunchen, en vanaf daar is het nog maar een klein stukje naar Villatuerta, het einddoel van vandaag. We zijn er al rond 1 uur. Lekker: veel tijd om te rusten en rond te hangen. We eten paella in de herberg en dan is het weer pelgrimsbedtijd.
Het plan was om een kort dagje naar Villamayor de Monjardin te lopen, maar de bedden daar zijn allemaal gereserveerd. Toch maar 24 km naar Los Arcos dan. Zonder ontbijt de deur uit en na 4 km ontbijten we echt goed in Estella. Een stukje verder, in Ayegui, doen we boodschappen voor onderweg.
Daarna Irache: de wijnfontein van de bodega Irache. Een slok wijn en dan nemen we de korte route naar naar Los Arcos. Het is koud, maar prachtig helder weer en deze route is heerlijk rustig. Al vanaf de 1e dag dat we lopen wordt er elke dag regen voorspeld, maar ook vandaag blijft het droog. In de bar bij het zwembad in het dorp halverwege lunchen we.
Daarna moeten we nog 11 km door de bloeiende koolzaadvelden: we zien Allesandro met Sam, ontmoeten Tito en andere pelgrims die we inmiddels ‘kennen’.
Die laatste 3 naar Los Arcos zijn dan toch weer zwaar. Tijd om te douchen, te rusten, een glas wijn, te winkelen en te eten. We eten linzen in de herberg. Weer een dag voorbij. Een week onderweg en het begint te wennen…
Een vroeg ontbijt met zelfgebakken cake in de herberg en dan Los Arcos uit, op weg naar Sansol en Torres del Rio, waar we een eerste koffiestop houden. Er zijn weer veel pelgims onderweg, en het pad gaat weer aardig op en neer. Minder koolzaadvelden, steeds meer wijnvelden omringen ons.
Om 1 uur zijn we al in de herberg in Viana. Veel tijd dus om te rusten, te douchen, rond te lopen, pinxtos te eten en nog een stukje door het mooie centrum te lopen. ’s Avonds eten we in een restaurant dat ons wordt afgeraden door een frans stel: wij eten er goed en veel, vergezeld door een glas rioja. Het lopen maakt ons schijnbaar hongerig. En slaperig waarschijnlijk, want we liggen weer idioot vroeg in bed…
Idioot vroeg naar bed gaan zorgt er ook voor dat we idioot vroeg wakker zijn. We bestelden geen ontbijt in de herberg, dus gaan op zoek naar een bar die op dit uur al open is. Niets, zo lijkt het. De bakker is wel open, en weet zelfs een bar die open is. Om met Mieke te spreken: caminocadeautje! We ontmoeten er 1 van de hospitaleros uit Roncesvalles die ook op pad is gegaan.
Daarna richting Logroño: we passeren de Navarra/Rioja grens, komen langs het stalletje van de dochter van Felisa, waar we een stempel krijgen en na de brug over de rivier even later voor de kathedraal van Logroño. In een cafe drinken we koffie en we houden een excursieuurtje. De dames gaan shoppen en Jan en ik maken nieuwe vrienden: een groepje gepensioneerden gaat elke week naar Engelse les om daarna samen koffie met churros in het cafe te nuttigen. Leuke mannen met leuke verhalen.
We moeten nog 12 km verder, naar Navarrete. De camino gaat lang door het park de Granjera. Bij het meer aan het eind daarvan is nog een leuke bar. Pauze, en dan die laatste zes… Middagkilometers voelen zo heel anders dan ochtendkilometers, maar we halen het natuurlijk wel. Straks weer eten…
‘We komen er wel overheen’, zegt Sjan als we Navarrete uitgelopen zijn. Ze doelt op de Alto de San Anton, die ik als altootje halverwege had aangekondigd. En inderdaad: na de koffiestop in Ventosa zijn we er in een paar stappen overheen.
Het is koud: de zon schijnt, maar het wordt niet warmer dan een graad of 10. We proberen nog een kleine pauze voor Najera, maar tegen de tijd dat we er zijn ben ik verkleumd. We zijn te vroeg voor de herberg, drinken koffie en schrijven ons in. Tijd voor de dagelijkse rituelen. En ik ga nu een warm vest kopen. Brrrr!
We eten luxe in Najera: verse asperges aan een met linnen gedekte tafel, vergezeld door Mary, een Ierse alleenlopende dame. De volgende dag staat er 21 km naar Santo Domingo op het programma. Koud, koud, koud, maar nog steeds droog. Koffiestop in Azofra, een volgende in de golfbar in het spookdorp Cirueña: een plaats die helemaal klaar is om bewoond te worden, maar waarvan het merendeel van de huizen nog steeds te koop staat.
Vanaf daar is het nog 6 km naar Santo Domingo door het glooiende landschap. We hebben 3-persoons kamers met lakens en handdoeken. Een bezoek aan de kathedraal met de kippen, een taartje bij de bakker en weer een goed maal om de dag af te sluiten.
Lilian heeft deze dag een goed idee: omdat de laatste kilometers altijd het zwaarst zijn kunnen we die beter het eerst doen. Dus: morgen met een taxi naar het einddoel van de dag reizen en dan teruglopen.
Vanuit Santo Domingo zijn we in 7 km in Grañon voor een eerste koffiestop. Daarna verder door het glooiende landschap, dat er vandaag prachtig uitziet in de zon: het is afwisselend warm en koud, dus we blijven kleren aan- en uittrekken. Een paar dorpen verder komen we in Belorado aan. Er liggen soldaten met mitrailleurs in het gras: een verontrustend gezicht, maar waarschijnlijk gewoon een militaire oefening.
Onze bedden bevinden zich vandaag op een grote slaapzaal op zolder. Weer even wat anders als de luxehanddoekenenlakens van gisteren. We eten in het restaurant van de herberg en zoeken dan de zolder weer op. Om half elf snurkt het in alle bedden om me heen, zo lijkt het. Ik besluit mijn oordoppen niet uit te pakken, want hier is werkelijk geen kruid tegen gewassen.
Oeps, zondag. Is er wel een bar open om te ontbijten? Ja, even zoeken en dan een beetje off route. Koffie, tostadas en crossants en dan op weg. Geen haast, want we doen slechts 12 km naar Villafranca Montes de Oca. Laaaaaange pauze in Villambistia. Het is voor het eerst echt warm vandaag. Na veel geklaag over de kou de afgelopen week, klagen we nu dan maar meteen over veeeeel te warm.
Het is een relaxed wandelingetje eigenlijk: we arriveren vroeg in de herberg van hotel San Anton Abad in Villafranca. Tja, wat doe je dan verder op zo’n dag? Je doet een wasje, schrijft een kaartje, drinkt een biertje of een coca cola zero in de bar, maakt een praatje met een medepelgrim, en dan is het weer tijd om te eten en te slapen. Voor 10 uur liggen we er weer in (geen stapelbedden vandaag).
We moeten de Montes de Oca, de ganzenbergen op, een van oudsher berucht gebied waar struikrovers pelgrims overvielen. Vandaag ziet het er echter heel vriendelijk uit: we lopen in het bos en Sjan waant zich in de Loonse en Drunense duinen. Het klimmen valt zo ’s ochtends eigenlijk erg mee en na 12 km komen we aan bij het klooster van San Juan de Ortega. Koffie in de bar daar. En coca cola zero natuurlijk.
Vanaf San Juan lopen we door Ages en dan Atapuerca, een van de drie plaatsen in Europa waar geclaimd wordt dat daar de oudste oermens gevonden is. Tijd voor de lunch.
Daarna gaan we nog even omhoog naar de hoogvlakte van Burgos en lopen we door naar onze herberg in Cardeñuela. We eten met de andere pelgrims, waarvan we een aantal inmiddels kennen, in de herberg en slapen op een slaapzaal. Morgen maar 12 naar Burgos!
Slechts 12 km scheiden ons nog van Burgos, de tweede grote stad op de route. Na een koekjes-en-jam-ontbijt zoeken we de weg het dorp uit. We lopen niet door het industriegebied, maar nemen voor het vliegveld de weg naar Catañares, vanaf waar we na de koffie over het aangename pad langs de rivier de Arlanzon lopen.
Dat gaat allemaal heel vlot en om half twaalf staan we dan ook al in de lobby van het hotel: Norte y Londres, mijn favoriete plek in Burgos. Luxe met een beetje vergane glorie.
Daarna is er veel te doen: ik ga met Debby naar een kliniek om naar haar scheen te laten kijken: de jolige dokter aldaar constateert een huidontsteking en schrijft het een en ander voor, waaronder een receptje antibiotica dat ik lees als Duracel. ‘Nee dat zijn batterijen’, zegt hij. Maar dat het geen slecht idee is om die ook te vervangen. Verder schrijft ie nog een briefje met instructies voor Debby, dat eindigt met ‘and have a good camino’.
We brengen een bezoekje aan de indrukwekkende kathedraal, een kennis van mij uit Amsterdam komt langs voor een glas wijn, er is tijd voor een echt bad en wat rondlopen in de stad. Na etenstijd zitten we in de hotelkamer geinstalleerd met chips en wijn en coca cola zero klaar voor de 1e voorronde van het songfestival. Helaas, net de zender waarop dat uitgezonden wordt doet t niet. Dan maar gewoon chillen en voor pelgrimsbegrippen laat naar bed, tussen de echte lakens.
Zelfs in een stad als Burgos is het ’s ochtends zoeken naar koffie. Maar het is een heerlijke ochtend: de vogels fluiten, het weer is aangenaam en ik ben vrolijk omdat de meseta gaat beginnen. Koffiepauze in Tardajos en na het volgende dorp begint ’t echt: een pad naar links en dan het uitgestrekte glooiende landschap voor je. Een van de prachtigste stukken van de Camino Francés.
Het gaat allemaal vlotjes vandaag: ruim op tijd zijn we bij een prettige herberg in Hornillos, met ligstoelen in de tuin en een self service koelkast met drankjes. Er kwamen in Hornillos de afgelopen jaren aardig wat nieuwe herbergen bij, maar dat blijken er momenteel niet genoeg te zijn: veel pelgrims stranden vandaag zonder een bed te bemachtigen. Er rijden taxi’s af en aan om ze naar verder gelegen plaatsen te vervoeren. Er lopen echt veel mensen nu. Ik besluit om maar weer een paar dagen vooruit te reserveren, alhoewel ik dat eigenlijk helemaal niet zo des pelgrims vind…
We zijn inmiddels twee heerlijke dagen verder. Vanuit Hornillos lopen we naar Castojeriz en vanaf daar naar Fromista. Heerlijk, want fantastisch weer en ook vanwege het prachtige landschap en we lopen steeds makkelijker.
De hosteleigenaar in Fromista blijkt ons te hebben opgesloten: rond half zeven staan we beneden, maar de deur zit dicht en er is niemand om het ons beloofde ontbijt te maken. Scary. Jan en ik proberen via de keuken naar buiten te komen: op dat moment komt de eigenaresse binnen die boos wordt vanwege ons bezoek aan de keuken. Ontbijtelders dan maar.
De etappe van Fromista naar Carrion is niet de meest spectaculaire van deze camino: 18 km naast de weg over een pad. Jan en Lilian proberen nog een stuk over de alternatieve route, maar daar wordt t niet veel interessanter van.
Gelukkig is Carrion wel een leuke plaats. We er al vroeg en zetten onze rugzak in de rij voor Santa Maria, de herberg van Augustijner zusters, die ’s middags voor en met de aanwezige pelgrims zingen. Lilian zingt over Limburg en Jan iets braziliaans. ’s Avonds is er dan nog een mis met een speciale pelgrimszegening. Een prettige plek, alhoewel wel de meest ‘basic’ plek waar we tot nu toe sliepen.
Om half tien moeten we binnen zijn: geen songfestival voor ons! Maar ja, dat hadden we eigenlijk al ’s middags in uiterst internationasl gezelschap.
Na Carrion de los Condes komt het beruchte stuk van 18 km door het veld, zonder bar, naar Calzadilla de la Cueza. Er staat veel wind en het is koud. Ergens halverwege in het weiland is een geimproviseerde buitenbar, maar eigenlijk is het te koud om er te pauzeren: een broodje en een snelle koffie en dan weer verder. Even later is gelukkig nog een plekje uit de wind om even te zitten.
In Calzadilla kunnen we dan weer binnen zitten. Vanaf daar is het nog 6 km naar Ledigos, het eindpunt van deze wandeldag. We douchen, wassen, eten in albergue La Morena en gaan weer naar bed. We zijn over de helft!!!