Tagarchief: 2024 Epen

Wandelen bij Epen dag 1

16 december 11 km van Epen over het zuidelijke deel van de Panorama route, motregen

Zo in december vlak voor de kerst naar Limburg. Ik vind het heerlijk, lekker actief buiten en de spieren weer trainen. Het wordt de Panorama route vandaag en dan het zuidelijke deel

De Panorama route heeft veel hoogteverschillen en veel uitzicht. We treffen geen horeca onderweg. Voor deze 11 km is dat ook niet zo erg. (Ik heb een klein stukje niet opgenomen, vandaar het verschil met dit onderstaande overzicht.

We arriveren allemaal rond 12 uur en gaan om 13 uur op pad. Eerst naar Cotessen over de weg en dan meteen klimmen. We zijn op pad met Yvonne, Walter, Marianne, Gerard, Els, Jeannette, Piet en Hans.

Van Cotessen gaan we naar Camerig met de kenmerkende vakwerkhuisjes

Via een Stegelke gaan we de hoogstamboomgaard Bellet in om dan af te zakken naar de Heijmans groeve en de meanderende Geul. In dit jaargetijde met erg veel modder. Hier en daar lijkt het wel een glijbaan.

In de winter zijn de maretakken goed te zien. Bollen takken, die tussen de kale winter takken goed te zien zijn.

Via Kuttingen en de Terzieterbeek gaan we naar Het Bovenste Bos…..Ja! Dat is weer flink klimmen. Bovenaan krijgen we prachtig uitzicht in de richting van Epen.

Moe en heel voldaan komen we weer bij de Smidse aan.

Ook Walter beschrijft onze dag:

Aangekomen in Epen, het Limburgse Heuvelland uitgespreid als een deken van zachte glooiingen. December heeft het landschap overgenomen in tinten van grijs, maar niet zonder kleur, want het licht speelt met de nevel, alsof het zichzelf telkens opnieuw uitvindt. De modder kleeft aan de voeten, een trouwe reisgenoot, terwijl de paden zich kronkelen als gedachten die nergens direct heen hoeven. Dit is Limburg met zijn stegelkes, eigenzinnig als altijd. Alles gaat hier net even anders, een traag ritme dat je ongemerkt overneemt.

Het is een weerzien, van gezichten die ik kende en was vergeten, en van nieuwe mensen die aanvoelen als oude vrienden. Onder hen een paar Brabanders, hun zachte tongval als een echo van vroeger. Ook twee wandelmaatjes van de Primitivo zijn hier – hun gezichten brengt me even terug naar die ruwe paden in Spanje, waar de lucht helder was en de stilte dieper. Die herinnering, die stap voor stap herwonnen vrijheid, kleurt de ontmoeting. Hier lopen we weer, elk met een eigen verhaal, maar verbonden door die eenvoudige drang: vooruit, stap na stap.

Een hond verschijnt uit het niets, een gids zonder bestemming. Waar het dier thuishoort, blijft een raadsel, maar hij leidt ons door modderige sporen, over gras en stille wegen. Even raken we de grens met België, bijna achteloos, alsof die er toevallig ligt. Toch is ze zichtbaar, een dunne lijn die het landschap verandert. Een rij bomen, kaarsrecht geplant, markeert het verschil. Ze staan daar al generaties, wachters van een grens die ooit belangrijk was, maar nu vooral symbolisch lijkt.

Hier en daar een hek, scheefgezakt, met roestplekken die verhalen van vroeger lijken te fluisteren. Of een stroompje, kronkelend en eigenwijs, dat de grens doorkruist alsof het zich van niets aantrekt. De stilte aan deze kant is anders dan aan de overkant, subtiel maar onmiskenbaar.
Terwijl we verder lopen, voel ik hoe die grens zich langzaam oplost, opgenomen in het grotere verhaal van aarde en lucht, van paden en stappen.

De tocht zelf is een reis naar binnen. Terwijl de spieren zich warm werken en het nat van de schoenen onvermijdelijk wordt, glijden gedachten als wolken voorbij. De lach van een oude bekende doet me denken aan thuis, aan wat het betekent om vertrouwde stemmen weer te horen. Maar er is ook die stilte. Hier, in Limburg, echoot de eenvoud na.

Om zeven uur wacht het diner, Limburgse stijl. Het belooft warmte en verzadiging, maar mijn hoofd is nog vol van de tocht. De dag was een feest van herinnering en verbinding – met de mensen, het landschap, en iets wat misschien wel mezelf is. Limburg, met zijn paden vol voetstappen, draagt meer dan alleen de last van wandelaars. Het draagt verhalen, gedachten, en momenten die ergens blijven hangen, zelfs als je verder gaat.

Wandelen bij Epen dag 2

“Blij dat ik glij”

20 km, droog 12 graden, bewolkt.  Van Epen door het Vijlenerbos richting Drielandenpunt, terug door België, golfbaan en tenslotte langs de Heijmans groeve en de zeer modderige paadjes langs de Geul.

We beginnen direct met een flinke klim via Camerig, langs camping Rozenhof en nog veel verder omhoog tot we op ongeveer gelijke hoogte door het Vijlenerbos wandelen.

Het bosgebied, dat in de volksmond meestal wordt aangeduid als de Vijlenerbossen, bestaat in werkelijkheid uit meerdere bossen. Deze maken deel uit van een groot aaneengesloten internationaal bosgebied, dat zich ook uitstrekt over Duitsland en België. Het Nederlandse deel beslaat ruim 600 hectare. Het verschil tussen het laagste en hoogste deel van het bos bedraagt meer dan 170 meter met als topper het Drielandenpunt (322,5 m. +NAP).
Een hellingbos vol geschiedenis
Hier leven al zo’n 5000 jaar mensen! De oudste zichtbare sporen zijn de prehistorische grafheuvels.

We maken na 3,5 km een ommetje naar het hele bekende cafe “Hijgend Hert”. Deze 2 extra km’s hebben we er wel voor over. Een heel sfeervol boscafe, ieder die Zuid Limburg bezoekt, gaat daar naar toe. Wij hadden wel zin in de Limburgse vlaai.

We verwelkomen vandaag Lydia die een dagje met ons meeloopt.

We gaan verder en de zeer modderige paden en weilanden zorgen ervoor dat we  soms wat wegzakken, een ommetje moeten maken en het tempo terugzakt naar 3,5 km per uur.

Om 13 uur hadden we 8 km van de route afgelegd, +2 extra naar het Hijgend hert. We hadden nog 12 km van de route te doen en we hadden minder dan 3 uur voor het donker wordt. We kiezen ervoor om vlak voor de Vaalserberg niet die berg op te gaan, maar op de Gemmenicher weg rechtsaf te gaan. We hebben de prachtige panoramische weg met uitzicht over het dal en Gemmenich. Ik ben hier nog nooit geweest en het is zeker de moeite waard.

Regelmatig maken we een ommetje over een stijgende en dalend pad. Het is en blijft erg glibberig. We gaan over de golfbaan en vlak voor Sippenaeken gaan we in de richting van de Heijmans groeve.

Daar langs de Geul wacht ons nog een zeer natte verrassing. De modder paden zijn diep en kunnen er niet allemaal over heen komen. Voor sommigen kwam de modder zelfs in de schoenen. Wat doen we onszelf aan, zou onze familie zich afvragen. Ik heb er wel lol om. Ik hou wel van die “Mieke paadjes”

Het was een heerlijke dag!

Ook Walter heeft een verslag gemaakt: zie onderstaand.

Het hijgende hert en de zwaartekracht van het bestaan

Zwaartekracht is een smeerlap. Eerst trekt hij je haar naar beneden, dan je gezicht, en uiteindelijk je hele hebben en houwen. Zo loop je, vijftig plus, over paden waar je twintig jaar geleden nog fluitend overheen dartelde, alles strak in het vel. Tegenwoordig gaat alles wat trager, een schoorvoetend gevecht tegen de aarde die je uiteindelijk toch wel pakt. En vandaag, op die paden door het heuvelland, zat de zwaartekracht aan het roer.

Het begon bij het Hijgende Hert, een boscafé van de soort die je alleen in sprookjes tegenkomt. Een peperkoekenhuisje waar wij — gelukkig — níét in de oven belandden, al was het personeel vermoedelijk dicht bij die gedachte. Met koffie op — goed spul, niet van die dertien-in-een-dozijn automatenkwak — strompelden we verder. “Glibberen” zou een betere term zijn, want het pad was zo glad dat het leek alsof iemand het met margarine had ingesmeerd. We zakten een meter vooruit en twee centimeter omlaag, per stap.

De zwaartekracht won terrein. Vaals, met zijn drielandenpunt, haalden we net niet. Te veel hellingen, te veel zuurstoftekort, en uiteindelijk te veel zelfmedelijden. We staken de grens over naar Wallonië, waar alles net een beetje anders is en de chaos al snel zijn intrede deed.

Via een golfterrein — waar mannen normaal met te dure broeken hun ballen sloegen richting de eeuwigheid — belandden we op een camping van het soort waar hoop gestorven is en caravanzeilen de vlag halfstok hangen. Hier stonden stalen caravans in kaarsrechte rijen, alsof een overspannen ingenieur ze met een Belgische liniaal had neergezet. Voor de gezelligheid hadden ze een brandje buiten de camping gesticht, waar plastic afval in dikke, grijze wolken oploste. Een rookpluim die ons dwong gratis shag te roken. Even overwoog ik om een klapstoeltje uit te klappen en mee te doen — een vorm van solidariteit met de trieste schoonheid van het geheel.

We vervolgden onze weg langs de Geul. Hier had de regen de grond veranderd in een spons met persoonlijkheid. Bij elke stap werd je laars gegrepen door een kracht die leek te zeggen: “Blijf hier, niemand mist je toch.” Het geluid erbij was ronduit obsceen. Het zompige zuigen en smakken deed denken aan een verliefde tiener die voor het eerst tongdraait — veel te veel enthousiasme, veel te weinig techniek. Achteraf zeg je altijd dat het mooi was, maar op het moment zelf twijfel je aan alles.

Toch was het een feest. De natuur op zijn best, het land van de Belgen op zijn meest Belgische. Nergens anders zie je een rookpluim zo vredig over het golvende landschap zweven, nergens anders tref je een kerststal met beenloze wijzen en kleeft hoofdhaar als baart op Jozef. En wij, de zwaartekrachtverslagenen, liepen maar door. Want als je samen loopt, is verdwalen altijd iets minder erg.

Het was een mooie dag.

Wandelen bij Epen dag 3

18 december, 18,5 km droog veel wind 12 graden. Van Epen naar Gulpen en terug

Het eerste deel gaat pittig bergop en bergaf. Direct naast de Smidse gaan we de asfaltweg omhoog en blijven tot aan de Eperheide stijgen.

Opnieuw een route naar Gulpen die ik niet ken. Een deel van Limburg over boerenerven. Het valt me op dat wandelaars gewoon over de erven van boeren mogen lopen. Meest drassige grasvelden, die behoorlijk ongelijk zijn. Als je hier loopt met de mooie uitzichten die bij iedere bocht veranderen, vergeet je zelfs dat het moeite kost. We ervaren het echt als vakantie.

We komen langs het Schweibergerbosch. Je vindt er wandelkaarten met alle mogelijkheden.

Onderste Bosch, De Molt, Schweibergerbosch, Wagelerbosch, Kruisbosch en Dunnenbos. Deze bossen zijn typische hellingbossen met bovenaan in de hellingen de soortenarmere biotopen met onder meer wintereik, ruwe berk, lijsterbes en hulst. In de kruidenlaag vind je hoofdzakelijk adelaarsvaren en blauwe bosbes. Lager op de helling groeit het rijkere eiken- haagbeukenbos met es, zoete kers, haagbeuk en hazelaar.

 

Niet ver daarna zien we Gulpen liggen. Fijn dat Jeanette de route leest. Een goede co-piloot. Van deze route is geen GPX. Ik heb wel de wandelkaart met de gekleurde paaltjes, zodat ik de route op de kaart kon volgen.

Natuurlijk gaan we even bij de Zwarte Ruiter pauzeren. Limburgse vlaai hoort erbij.

Vanaf Gulpen gaan we via Wittem terug naar Epen, met een bezoek aan het klooster. Een heel sfeervol klooster, met winkel en kloosterkerk met een bijzondere akoestiek. Ik heb er “Pilgrim” gezongen…. .

We zoeken de Geul op en gaan via Mechelen terug naar Epen. In de beschrijving staat zeer nat na Mechelen…..dat klopt. We gingen af en toe zo snel mogelijk lopen om naar niet weg te zakken……

Opnieuw een heerlijke wandeldag.

Onderstaand vind je het laatste verslag van Walter. Walter geeft binnenkort een boek uit: “Wolken onder je voeten”

Dag 3: Epen – Gulpen – Epen

We zijn met negen op pad, een kleurrijke karavaan tussen de palen die ons de weg wijzen. Bijna als Sneeuwwitje, maar zij moest het met slechts zeven dwergen doen. Wij zijn een bont gezelschap: wandelstokken tikken ritmisch op de grond, rugzakken wiegen als metronomen op onze schouders. Een zwerm kleurige stipjes die zich als vanzelf over het Limburgse winterlandschap strooit, zoekend, glijdend, lachend.

De ronde van 18 kilometer, van Epen naar Gulpen en terug, is geen wandeling meer. Het is een levensritueel. We hebben inmiddels de kunst van het skiën zonder ski’s geleerd – glijden, schuiven, evenwicht zoeken op de modderige hellingen die ons de ene keer omhoog sleuren, de andere keer in vrije val naar beneden duwen. Het landschap, dat glooit en golft als een deken, heeft ons volledig in de greep.

In Gulpen wachtte ons een beloning. De vlaai, rijk gevuld en zoet, smolt op onze tong. De koffie, al schuimend in onze gedachten, sprak van de Bourgondische ziel van deze streek. We leerden de kunst van het zitten: hoofd in de winterzon (met een infraroodstraler als moderne metgezel), een punt vlaai voor ons, de tijd stilgezet tot een zucht. De enige haast in Gulpen was die van de ober, en zelfs die leek te vertragen bij onze tafel.

Het leven is goed in het Brabantse land, onmiskenbaar, maar het leven in Limburg is een gedicht. Het gloeit en rijmt, het zingt en zweeft, met heuvels als strofen en taal als muziek. Hier wordt niet geleefd, hier wordt genóten – van vlaai en bier, van stilte en landschap, van een Bourgondisch bestaan dat nergens haast kent. In Limburg is het leven als een oude wijn: rijp, diep en vol van smaak. Je proeft het in de lucht, je voelt het in de stenen van eeuwenoude kerken en je hoort het in de klank van hun woorden – zachter, rijker, zonder haast. Het leven in Limburg is geen race, maar een wandeling door glooiend land, waar tijd buigt voor schoonheid.

Het klooster van Wittem ligt verscholen in de stilte van het Limburgse land. Hier heerst een zachtheid die je eerst ongemakkelijk maakt, alsof de moderne wereld aan de rand van deze stilte zijn adem inhoudt.

In de kleine boekenshop, waar de geur van oud papier zich vermengt met wierook, stoot Piet me aan. “Hier,” zegt hij, terwijl hij wijst naar een plank tussen boeken over pelgrimages en zielenrust, “leg je boek hier neer. Promotie, weet je wel.” Zijn ogen twinkelen. “Mensen die hier komen, zoeken wat jij hebt geschreven. Ze zoeken zichzelf, en daar help jij ze mee.” Tja Piet, bedankt.

Mieke is in de kapel, haar stem vult de ruimte met het pelgrimslied van Enya. Het klinkt zoet en krachtig tegelijk, een echo van iets tijdloos. Haar zang raakt de stenen, raakt ons. Iedereen luistert, verstild. Misschien is dat waar dit alles om draait: je passie dragen, uitdragen, en in de echo’s anderen inspireren hetzelfde te doen.

We staan in de kapel, ieder in zijn eigen gedachten. Wat de een ervaart als goddelijk, voelt voor de ander als een diepe rust of een loutering. Misschien zien sommigen niets meer dan licht gebroken door glas-in-loodramen, een spel van kleur op eeuwenoude vloeren. Maar dat is genoeg. Want ook in dat licht zitten sterretjes, subtiele herinneringen aan een groter geheel.

Misschien is het dat wat deze plek biedt – een soort oneindigheid, gevangen in het moment. En wat we er ook mee doen, dat is aan ons. Voor de een is het een kans om los te laten, voor de ander een plek om opnieuw vast te houden. Maar ergens, hoog in de lucht, blijven die sterretjes hangen, als stille getuigen van alles wat wij hier beleven en ervaren.

Het klooster van Wittem: een plek waar verhalen beginnen, waar stemmen zoals die van Mieke opstijgen en nooit helemaal verdwijnen. Een plek waar boeken, woorden, en mensen elkaar vinden. En misschien, als je geluk hebt, ook jezelf.

Op de terugweg naar Epen bracht een afslag ons naar Café De Paardenstal in Mechelen, een tijdscapsule uit 1920 waar vijf oude mannen aan de bar zaten, hun Nokia’s luid rinkelend, alsof de jaren ‘90 nooit waren geëindigd. De ene ringtone nog harder dan de andere. Een zucht, een slok koffie, en dan pas, tergend langzaam, werd het toestel opgenomen. Het leek alsof de barman een wedstrijd met hen speelde: wie het eerst bezweek onder de tijd – de batterij van hun Nokia’s of de klanten zelf.

De muren van het café waren even spraakzaam als de klanten: verbleekte foto’s van naakte vrouwen op racefietsen. “Je kunt je dit toch niet meer voorstellen,” mompelde iemand. “Ondenkbaar in de huidige tijd.

De heuvels zongen hun eigen lied, een melodie die we niet verstonden, maar voelden. “Oe moe me noe?” vroeg iemand terwijl we bij een splitsing stonden, alsof de heuvels zelf het antwoord wisten op deze zin. Niemand antwoordde, en toch vonden we onze weg. Misschien was dat de les van de dag: niet alles hoeft opgelost te worden, soms is het voldoende om gewoon door te lopen.

We stappen verder, lachend om het geklauter, om de sneeuwloze ‘skihellingen’ die we met meer enthousiasme dan techniek trotseren. Negen stipjes op een grijs canvas, kleurige palen als onze gidsen. Wanneer we na 18 kilometer terugkeren naar Epen – het dorpje dat in dit verhaal haast als thuis voelt – hebben we niet alleen de heuvels beklommen, maar ook iets van Limburg meegekregen. Een ritme, een klank, een traagheid die ruimte schept.

Het etappedrankje van vandaag was een verrassend mengsel, zoals de wandeling zelf: licht, zwaar, vreemd en vertrouwd. En net toen we dachten dat de dag ons niets nieuws meer kon brengen, wisselden Mieke en Marianne een blik uit die alleen vriendinnen van een bepaalde leeftijd begrijpen. “Zullen we ff naar boven gaan?” stelde Mieke voor, en Marianne lachte alsof ze een geheim deelde. Een kamer voor een uurtje, “Op onze leeftijd is dat best kort,” grapten ze, en verdwenen terwijl wij onze drankjes opdronken. Tja, ook dat is een wandeling, maar dan anders.

Dit was mijn laatste bijdrage aan deze kroniek – een tocht die begon met stappen en eindigde in herinneringen die ons nog lang zullen dragen.